Artikel 30 van de WOR geeft de OR een rol en betrokkenheid bij een besluit tot benoeming van een bestuurder. De OR heeft het recht om vooraf – op een zodanig tijdstip dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit – te adviseren. De OR kan om goed te adviseren ook stukken op vragen. Anders dan bij het adviesrecht van art 25 WOR, biedt artikel 30 van de WOR géén beroepsmogelijkheid voor het geval het advies van de ondernemingsraad niet wordt gevolgd. Toch zijn er wel mogelijkheden als de OR niet om advies wordt gevraagd. In dat geval biedt artikel 36 WOR de OR de mogelijkheid de Kantonrechter te verzoeken de ondernemer te bevelen tot naleving van art 30 WOR. In spoedgevallen kan de ondernemingsraad ook een kort geding starten.
Een bijzonder geval is nu de zaak van de OR van de Friese sociale werkvoorziening Caparis. De OR is bij de aanstelling van de interim bestuurder gepasseerd door de raad van toezicht. De OR vond dat er niet alleen adviesrecht gold voor de aanstelling van een bestuurder, maar ook voor de benoeming van een interim bestuurder. De OR spande vervolgens een kort geding aan. De kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld dat de OR van Caparis adviesrecht heeft bij de aanstelling van een interim-bestuurder.
Dat de interim bestuurder beperkte bevoegdheden heeft, is volgens de kantonrechter niet van belang. Hij is nog steeds degene die de hoogste zeggenschap over Caparis uitoefent en is daarmee een bestuurder volgens artikel 1 van de WOR. Maar de uitslag van het kort geding betekent niet dat deze bestuurder zijn klus niet af mag maken.
Kortom, de OR heeft dus adviesrecht voor de aanstelling van een bestuurder en een interim bestuurder.
De uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 10 augustus 2016 vindt u hier.